
Jurisprudentie
AE3315
Datum uitspraak2002-05-29
Datum gepubliceerd2002-05-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200105700/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-05-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200105700/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
200105700/1.
Datum uitspraak: 29 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoor houdend te [plaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 3 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage de vergoeding van door appellant in een cassatieprocedure verleende rechtsbijstand vastgesteld op ƒ 1156,20 (€ 524,66).
Bij besluit van 13 december 2000 heeft de raad voor rechtsbijstand te
’s-Gravenhage (hierna: de raad) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar en beroep, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 3 oktober 2001, verzonden op 8 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 januari 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2002, waar appellant in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat, nu vast staat dat de strafzaak in eerste aanleg is behandeld door een enkelvoudige kamer, de raad, gelet op het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr) op juiste gronden aan deze strafzaak zes punten heeft toegekend. Dit oordeel is juist. Gelet op de ondubbelzinnige tekst van artikel 15 bestaat er, anders dan door appellant betoogd, geen ruimte om een door een enkelvoudige kamer behandelde zaak aan te merken als behandeld door een meervoudige kamer.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Wolff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2002
238.

